Op weg naar De Hartz
In dit vierde deel van de Ewout Meyster-cyclus bevindt de drieëntwintigjarige Ewout zich op het landgoed De Hartz. Daar, in het landhuis van de Grote Man, volgt hij colleges en lezingen, gegeven door een internationaal gezelschap van hoogleraren en wetenschappers. Maar vooral is dit deel een terugblik op de periode dat hij als achttien-, negentienjarige bij de door hem hooglijk bewonderde Somsen in de leer was. In deze tijd leert hij ook Sylvia kennen, de eerste grote liefde in zijn leven. Van de branie en bluf uit De hoogstapelaar is niets meer terug te vinden. Ewout oefent zich in discipline, opoffering en totale toewijding aan zowel zijn grote liefde Sylvia als aan zijn leermeester Somsen, die bij hem de vensters opent naar kennis, zelfkennis en geestelijke volwassenheid. Wetenschap en pseudowetenschap, maar ook ontluistering, verraad en bedrog spelen een grote rol in dit verhaal, met dramatische gevolgen.
De hoogstapelaar
Ewout Meyster is zeventien en denkt de wereld en het leven begrepen te hebben, en dat zal hij zijn naïeve vriendjes wel eens tonen. Verbazen wil hij hen, maar ook de wereld, met zijn ‘optredens’ op straten en pleinen. In gesprekken met zijn vrienden legt hij uit hoe je een echte persoonlijkheid wordt, en wat je moet doen om belangrijk te worden en niet ‘onbenullig’ te blijven. Voor Ewout is het belang van deze gesprekken erin gelegen dat hij, zichzelf spiegelend aan de ‘onbenullige’ vriend tegenover hem, zijn eigen superioriteit oefent en tegelijkertijd bewezen ziet.
In De hoogstapelaar waant Ewout zich de situatie geheel meester, maar tegelijkertijd is hij onderhevig aan de krachtige tegenwind van zijn depressies en zijn angsten.
De opdracht
De veertienjarige gymnasiast Ewout Meyster, een halve oorlogswees, gaat in de jaren vijftig naar een zomerkamp op de Veluwe. Hij verwacht dat hij in het kamp zijn ‘opdracht’ zal kunnen vervullen: het verwerven van sociaal prestige, macht en populariteit. Hij heeft daartoe van alles uitgedacht, om zijn kampgenoten zo spiritueel en slim mogelijk te kunnen bejegenen. Maar zijn gedrag stuit op een muur van onbegrip en afkeer. Wat een tijd van vriendschappen en onvergetelijke ontmoetingen had moeten worden, blijkt een vernederende kwelling. De nietsontziende jungle van de jongenswereld wordt door Te Gussinklo in trefzekere episodes opgeroepen in een boek over dweepzucht en machtsbelustheid, slachtofferschap, verraad en eenzaamheid.
De verboden tuin
De verboden tuin beschrijft het leven van een kind met een blik op de wereld zoals alleen kinderen die hebben. De roman beschrijft ook de wijze waarop je – zowel kind als volwassene – probeert je de wereld toe te eigenen. Het heimwee naar de ongeschondenheid, naar het samenvallen van de eigen werkelijkheid met dé werkelijkheid: een droom die in iedereen leeft, maar die bij het kind nog ongerept is.
Wessel te Gussinklo brengt deze thematiek met een poëtische trefzekere stijl tot leven. Hij slaagt erin een onbekend en verdrongen terrein in al zijn verwarrende andersheid te ontginnen en maakt zijn hoofdpersoon tot een onvergetelijk karakter.