Waar gezongen wordt
Nadat haar ouders plotseling kort na elkaar zijn gestorven, kan een jonge vrouw, Shula, conservatoriumstudent, geen noot meer zingen. Ze schaamt zich voor van alles en ook voor haar Joodse achtergrond, voor haar Joodse naam, ‘Shulamit’, waarin de dood en de perfectie zitten vervat. Ze schaamt zich voor de clichés van de Holocaust. Tegen haar vriend zegt ze dat ze haar familiegeschiedenis niet wil reduceren tot kampen en Jodensterren. Ze wil haar verhaal ook niet afhankelijk maken van haar herkomst. Ze gaat op zoek naar haar eigen stem. Aanvankelijk vermijdt Shula haar verleden. Het lukt haar niet om de dozen op zolder, waarin haar ouders tastbaar in brieven, foto’s en boeken opgeborgen zitten, te openen en op te ruimen. Te confronterend. En ze huivert bij de gedachte om zich in het joodse geloof te verdiepen, waar haar ouders juist afstand van hadden genomen.
Maar na een schijnbaar argeloze vraag van de onderbuurvrouw, een immigrant die haar eigen weg moet zoeken in een vreemd land en een vreemde taal, besluit ze toch af te dalen in de krochten van de Joodse geschiedenis en rituelen. Door haar verdriet en schaamte onder ogen te zien probeert zij haar lot te omarmen.