Suikerbastaard
Frederik mag op zijn achtste met zijn grootvader Dupont mee naar Abessinië, zoals grootvader het land consequent noemt. Het familiebedrijf levert daar drie suikerfabrieken. Keizer Haile Selassie komt de laatste fabriek openen, vergezeld van een groot gevolg, de keizerlijke muzikanten en zijn hondje Lulu.
Veertig jaar later – opa Dupont is gestorven, Frederik woont in Oost-Europa en keizer Haile Selassie is in beton gestort – ziet Frederik op televisie een man die claimt een kind van grootvader te zijn. De reportage overrompelt hem zo dat hij besluit terug te gaan, op zoek naar zijn mogelijke Ethiopische familie.
De reis voert hem niet alleen naar Ethiopië, maar ook naar zijn kinderjaren in Twente, naar zijn grootvader, maar boven alles naar zijn eerste grote liefde, Mila.
Suikerbastaard is een roman over familie, loyaliteit, traditie, er wel of er niet bijhoren en de eeuwige vraag: hoe het juiste te doen?
In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw leverde Machinefabriek Stork drie suikerfabrieken in Abessinië. Ongetrouwde Twentse jongens uit de fabriek gingen mee om de machines in elkaar te zetten en te onderhouden, op een contract voor drie jaar. Onvermijdelijk kwamen de bonkige Hengelose en Overdinkelse jongens in contact met de beeldschone Ethiopische vrouwen.
Bij een lezing in Deventer drie jaar geleden kreeg Scholten het verhaal te horen over de Twents-Abessijnse nakomelingen, evenals de suggestie dat hij daar misschien familieleden had. In 2017 reisde hij af naar Addis Abeba.